Begrippenlijst
In onze bouwkundige rapportage komen soms begrippen voor, die u misschien niet direct duidelijk zullen zijn. Hieronder geven wij een lijst van begrippen weer, die regelmatig in een bouwkundige rapportage worden genoemd.
Daken
Aanhoekers:
Dit zijn gezaagde pannen langs bijvoorbeeld kilgoten/ hoekkepers
Afleuving/ Afluiving:
Met een afdak gedekt bijgebouwtje aan veel (Zaanse) huizen
Boeidelen:
Opstaande kanten, al of niet hellend, van een houten dakgoot, plat dak
Hoekkepervorsten:
Gebogen dakpannen bedoeld om de buitenhoeken van dakschilden waterdicht af te dekken
Nokvorsten:
Gebogen dakpan ter afdekking van de nok tussen twee dakschilden
Waterborden:
Houten planken, die de kantpannen op een dakschild waterdicht afdekken. De waterborden zijn bevestigd op windveren
Windveren:
Houten planken (soms voorzien van profilering en/ of krullen), die langs de kanten van een pannendak zijn aangebracht, ter afdekking van de voorrand
Kapconstructies
Blokkeel:
Horizontale houten balk, geplaatst aan de voet van de kapconstructie onder de muurplaat
Gording:
Houten ligger, geplaatst in de lengterichting van een kap, waarvan 2 zijden gelijk zijn aan het dakvlak
Hanebalk:
Horizontale balk tussen twee daksporen, die tegenover elkaar liggen. Deze bevindt zich meestal in het hoogste deel van de kap
Hoekkepers:
Kaponderdeel, dat zich bevindt op de buitenhoek van twee dakschilden
Kilkepers:
Kaponderdeel, dat zich bevindt in een binnenhoek van twee dakschilden
Korbeel:
Schoor tussen een horizontaal en verticaal onderdeel van een kapconstructie
Kreupele stijl:
Schuine stijl (Kapstijl), die wordt vastgehouden door een blokkeel en de druk van het kapbeen overbrengt op de zolderbalk
Makelaar:
Middenstijl van een kapspant, waarin de nokbalk is ingelaten
Muurplaat:
Zware houten balk (plaat), op de buitenmuur gelegd, waarop de daksporen rusten
Nokbalk:
Horizontaal geplaatste balk in de top van de kapconstructie, waar sporen en/ of dakbeschot op zijn bevestigd
Hemelwaterafvoeren
Blokgoot:
Houten goot, gemaakt door het uithollen van een balk/ badding
Brugstuk:
Onderbreking van de gootlengte. De twee kopschotjes worden afgedekt met een dekseltje (nadeel: dient extra afvoer te worden aangebracht)
Klang:
Strookje metaal dat wordt gebruikt om een meterstuk van een goot vast te zetten. Door deze werkwijze kan het metaal vrij blijven werken
Separatiestuk:
Meestal een gevulkaniseerd stuk rubber met aan weerskanten een strook metaal (zink, koper). Voordeel: niet nodig om extra afvoer te plaatsen
Vrijdragende bakgoot:
Zinken en/ of kunststof goot, die wordt ondersteund door beugels (rechthoekige vorm)
Vrijdragende mastgoot:
Zinken en/of kunststof goot, die wordt ondersteund door beugels (ronde vorm)
Metselwerk
Dilataties:
Verticale naden in een gevel (bij voorkeur achter een hemelwaterafvoer) om scheurvorming tijdens het werken van bakstenen te voorkomen
Horizontale scheurvorming:
Scheuren die door een lintvoeg in het metselwerk lopen. Meerdere bakstenen zijn bij deze vorm dan ook gescheurd
Latei:
Dit is een ijzeren profiel en/ of betonnen balk om een overspanning in het muurwerk mogelijk te maken. In monumentale panden komen ook nog wel eens houten lateien voor.
Lintvoeg:
Horizontale voeg
Meetpunten:
Dit zijn rvs boutjes die in het muurwerk worden aangebracht, als er twijfels bestaan over de fundering
Stootvoeg:
Verticale voegen in het muurwerk
Trapsgewijze scheurvorming:
Scheuren die trapsgewijs door verschillende lagen van het metselwerk lopen
Verticale scheurvorming:
Scheuren die door verschillende lagen van het metselwerk lopen. Meerdere bakstenen zijn bij deze vorm dan ook gescheurd
Voegwerk:
Afwerking van het muurwerk. Door het type voeg dat wordt gekozen, kan de gevel meer of minder uitstraling krijgen. Veelgebruikte voegen zijn onder andere: platvol geborsteld, platvol doorgestreken, terugliggend doorgestreken, schaduw voeg, snijvoeg en een knipvoeg
Houtwerk
Boktor:
Houtaantaster, die begint vanaf de buitenzijde en eet in de lengte richting van het hout. Het schadepatroon is zeer aanzienlijk, aangezien de gangen moeten worden opengekrabd, om een goede bestrijding mogelijk te kunnen maken.
Getrapte Weeg:
Buitengevel gemaakt van gepotdekselde houten delen
Grote Houtworm:
Houtaantaster, die begint vanuit de kern van het hout. De eitjes worden veelal gelegd in krimpscheuren. De grote houtworm wordt ook wel Bonte Knaagkever genoemd en is zeer schadelijk
Houtrot:
Aantasting van het houtwerk door inbreng van vocht
Kleine Houtworm:
Houtaantaster, die hoofdzakelijk voorkomt in spinthout en/of hout dat reeds is aangetast door vocht
Kozijnen:
Omranding van deur en/ raam
Ramen:
Draaiende onderdeel in het kozijn, veelal voorzien van glas
Glaswerk
Beglazingskit:
Elastische kit die wordt gebruikt om de glaslatten waterdicht op de ruiten aan te laten sluiten
Dubbelglas:
Isolatieglas bestaande uit twee diktes glas voorzien van een luchtspouw
Enkelglas ruit:
Dunne glasplaat van meestal 4 mm dikte (nadeel: condensvorming)
Stopverf:
Pasta om de ruiten vast te zetten in de sponning van ramen
Schilderwerk
Liggende werk:
Horizontale delen van de geschilderde onderdelen
Staande werk:
Verticale delen van de geschilderde onderdelen
IJzerwerk
Binten:
IJzeren binten onder andere onder balkonvloeren, begane grondvloeren, bedoeld als ondersteuning
Keilbouten:
IJzeren plug, bedoeld om iets vast te zetten op het muurwerk (nadeel vrij veel spatkracht, waardoor deze pluggen nooit op hoeken mogen worden geplaatst)
Kozijnanker:
IJzeren spijker en/of haakanker, die wordt meegemetseld, zodat het kozijn goed is verankerd in het muurwerk
Muuranker:
IJzeren anker om constructiedelen (muren en balken) met elkaar te verbinden en tegen uitwijken te vrijwaren
Vloeren/ Balklagen
Onderslagbalk:
Houten balk, die haaks ligt op de richting van de vloerbalk en is bedoeld als ondersteuning. De overspanning van de vloerbalken wordt verkleind, waardoor vering wordt voorkomen
Poeren:
Gemetselde kolommen, die zijn bedoeld als ondersteuning voor onderslagbalken en gevels, Poeren zijn bijna altijd onderheid.
Schimmels:
Levend organismen, die leven van hout. Veelvoorkomende schimmels zijn onder andere: Bruinrot, witrot, oppervlakte schimmel